Deel 1: Oefeningen

Oefening 1: Wie denk ik dat ik ben?

Iedereen kent wel het voorstelrondje waarin gedeeld wordt welk werk je doet en waar je woont. Natuurlijk is er veel meer te zeggen over ‘wie je bent’ dan werk en je woonplaats.
In deze oefening leer je meer over wie jij bent.

Nodig: Pen en papier (bij voorkeur A4 of groter).

Stap 1: In totaal teken je drie cirkels die steeds groter worden (klein-middel-groot). De kleinste teken je in het midden van het papier. Hier omheen teken je de tweede cirkel. De grootste cirkel teken je daarna om de tweede heen.
Stap 2: Zet je naam in de kleinste cirkel.
Stap 3: In de middelste cirkel schrijf je zoveel mogelijk woorden die je gebruikt als je over jezelf denkt of praat. Denk aan: eigenschappen, hobby’s, uiterlijke kenmerken, talenten, valkuilen, rollen, etc.
Stap 4: Dan is alleen je grootste cirkel nog leeg. Schrijf daarin de woorden waarvan jij denkt of weet dat anderen die gebruiken om jou te omschrijven. Vind je dat lastig? Denk dan aan een specifiek persoon. Verplaats je bijvoorbeeld in jouw broer of zus, vader of moeder, partner, een goede vriend, buur, collega of baas. Welke woorden zouden zij voor jou gebruiken?
Stap 5: Kijk naar het geheel van de woorden. Wat valt je op? Roepen de woorden vragen op? Zet daar een vraagteken bij. Ga daarna in gesprek met anderen over jezelf. Zoek hiervoor een aantal van de door jou eerdergenoemde personen op en stel ze vragen. Informeer bijvoorbeeld hoe zij jou zouden omschrijven.

Zie je overeenkomsten met de woorden die je zelf hebt opgeschreven?

Oefening 2: Wat weet ik van mijzelf?

Door met anderen in gesprek te gaan, krijg je meer inzicht in jezelf.

Je leert meer over jezelf door het onderstaande Johari venster in te zetten.

Het Johari venster heeft vier kwadranten:

1. Open Ruimte: Bekend aan jezelf – Bekend aan anderen.
Deze Open ruimte gaat over gedrag dat bij jouzelf bekend is en ook door anderen gezien en herkend wordt.
2. Blinde Vlek: Onbekend aan jezelf – Bekend aan anderen
Bij de Blinde vlek zijn anderen zich bewust, waar jijzelf (nog) geen weet van hebt.
3. Verborgen Gebied: Bekend aan jezelf – Onbekend aan anderen
In het Verborgen gebied houdt je bepaalde informatie voor jezelf en deel je dit niet met anderen.
4. Onbekend Gebied: Onbekend aan jezelf – Onbekend aan anderen
Dit is voor jou nog onbekend terrein.

Ga in gesprek. Stel vragen aan je partner, familie leden, vrienden of mensen waar je mee werkt. Krijg hierdoor meer inzicht in jezelf. Wat is je bekend? Wat zijn je blinde vlekken? En wat zijn je verborgen- en onbekende gebieden.

Oefening 3: Wat neem ik op in mijn collectie?

In de derde inspiratie las je over ‘museumdagen.’ Een manier van kijken die niet alleen helpt bij het ontdekken wat echt belangrijk is voor je. Maar ook om te bepalen hoeveel tijd je daaraan wilt besteden.

In deze oefening stel je je ‘eigen collectie’ samen. Je loopt je agenda door en bedenkt welke momenten van de afgelopen periode thuishoren in jouw museum. 

Nodig: Jouw agenda, pen en papier.

Stap 1: Blader je agenda door en schrijf de momenten op die bijzonder of fijn waren, om welke reden dan ook.
Stap 2: Kies uit deze momenten jouw ‘ultieme collectie.’
Stap 3: Wat maakt voor jou deze momenten zo bijzonder? Ga verder na wat je uit je agenda op je prioriteitenlijst wilt zetten. Met welke activiteiten wil je jouw collectie uitbreiden?

Soms is het lastig om na te gaan wat voor jou bijzondere momenten zijn. Als dat zo is, blader dan nog eens door je agenda en herinner je hoe deze activiteiten voelden. Gaf het je energie? Werd je er blij van? Gaf het voldoening? Iets wat misschien niet belangrijk of groot lijkt, kan wel bijzonder voor je zijn.

Meer lezen? Startpagina , vorige pagina , volgende pagina
Bron foto: Keunhyungkim: Shutterstock.com